Door de snelle ontwikkelingen in de moderne biotechnologie, worden er in de komende tien jaar veel nieuwe toepassingen verwacht. Om hierop voorbereid te zijn heeft het RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu) onderzocht of de huidige risicobeoordeling voor mens en milieu nog volstaat. Dit is gedaan voor bijna dertig geselecteerde nieuwe toepassingen. De huidige risicobeoordeling blijkt voor de helft van deze toepassingen op orde te zijn. Voor de andere helft van de onderzochte toepassingen zal de methode van risicobeoordeling (mogelijk) niet meer passen of is er onvoldoende kennis of informatie om de risico's voor mens en milieu goed te kunnen beoordelen.

In dit onderzoek is de risicobeoordelingsmethode voor genetisch gemodificeerde organismen getoetst. Deze methode is opgezet voor levende organismen waarvan het erfelijk materiaal is aangepast, zoals tot nu toe bij de meeste biotechnologische toepassingen het geval is. Er komen nu ook toepassingen aan die niet bestaan uit organismen, en waarvoor deze risicobeoordelingsmethode dus niet logischerwijs het meest geëigend is. Op de korte termijn geldt dat bijvoorbeeld voor de zogeheten RNA-spray, waarmee plaaginsecten op gewassen worden onderdrukt. Voor enkele toepassingen die nog in een vroeg ontwikkelingsstadium zijn, is nu nog onduidelijk of de bestaande beoordelingsmethode bruikbaar is. Dit geldt bijvoorbeeld voor 'orthogonale systemen' waarbij andere bouwstenen of een andere codering van DNA wordt gebruikt dan nu in de natuur voorkomt.

Om de verwachte knelpunten in de risicobeoordeling op te lossen, is het nodig om lering te trekken uit andere bestaande risicobeoordelingsmethoden, bestaande informatie en kennis bij elkaar te brengen en om ontbrekende kennis op te bouwen.